José de Jong woont in Den Bommel en is in het dagelijks leven directeur van een basisschool. We vroegen haar om een blog te schrijven over haar ervaringen in het onderwijs in corona-tijd.
Zes weken geleden gingen we dicht. Van de één op de andere dag zagen kinderen, collega’s en ouders elkaar niet meer. Binnen een week was er een programma gemaakt voor thuiswerken, zowel digitaal als op papier. Mooi om te zien dat iedere school dit anders aanpakte. Op sommige scholen werden lessen opgenomen of zelfs live uitgezonden. Andere scholen lieten huiswerk één keer per week inleveren en keken dit na. Weer andere scholen stapten helemaal over op digitaal onderwijs. Leerkrachten gingen video-bellen met hun leerlingen.
Ouders gingen thuis met hun kinderen aan de slag, met het door de school geleverde materiaal. Gemeentes hielpen mee door geld voor extra devices beschikbaar te stellen voor gezinnen die zelf niet voor ieder kind een eigen laptop of chromebook konden betalen. Ook de zorg om kinderen die minder of niet in beeld waren kwam op gang. De noodopvang voor de kinderen van ouders met vitale beroepen werd geregeld, zowel door de scholen als door de kinderopvang.
En toen dat allemaal liep, kwamen de eerste geluiden over leerachterstanden. Kinderen zouden achter gaan lopen vergeleken bij groepen uit voorgaande jaren. En ineens ging het over zomerschool en het inkorten van de zomervakantie en het concentreren op taal en rekenen. Totdat iemand zei: ‘Er is geen sprake van achterstand, maar van een nieuwe beginsituatie’. En daar gaan we 11 mei mee beginnen; met die nieuwe beginsituatie. Iedere school op een manier die past bij de wijze waarop zij onderwijs geven. Iedere leerkracht vanuit zijn eigen professionaliteit, passend bij wat zijn leerlingen nodig hebben.
Als we één ding hebben laten zien de afgelopen weken, is dat er veel professionaliteit, creativiteit en flexibiliteit zit bij de medewerkers in het onderwijs. Mooi om te zien en goed om te onthouden. Als we iets mogen meenemen uit deze bijzondere tijd, laat het dan dat zijn: de medewerkers in het onderwijs hebben de kennis en vaardigheden om het onderwijs aan hun leerlingen vorm te geven. Ook na 11 mei. Want ook dan zal er om het hardst worden geroepen dat er meer aandacht moet zijn voor taal, rekenen, of juist de sociaal-emotionele gevolgen van de scholensluiting. De scholen hebben maar één belang, namelijk dat alle leerlingen zo goed mogelijk onderwijs krijgen. Onderwijs dat bij ze past, dat aansluit bij hun ontwikkeling, onderwijs waar ze zoveel mogelijk van leren, op alle vlakken. En wie kunnen dit beter bepalen dan de professionals voor wie dit hun dagelijks werk is.
Het is voor alle medewerkers spannend om straks weer open te gaan. Afstand houden tot kinderen is eigenlijk geen optie. We willen graag samenwerken met ouders, maar juist die mogen de school niet in. We willen onze ervaringen delen met onze collega’s, maar ook van hen moeten we afstand houden. Ook medewerkers met milde verkoudheidsklachten worden geacht te komen werken, want het is een vitaal beroep. Maar hoe gevaarlijk is dit, voor de leerlingen en de collega’s? Wat neem je mee naar huis, wat besmettingen betreft. Vragen die bij iedereen in het onderwijs leven. Tegelijk met de wens om toch snel weer aan het werk te kunnen gaan.
Op 11 mei beginnen we met halve groepen. Op veel scholen met aangepaste roosters en met werk voor thuis, op de dagen of dagdelen dat de kinderen nog thuis zijn. Scholen hebben de afgelopen dagen gebruikt om dit te organiseren; looproutes, handenwasprotocollen, buitenspeelroosters en groepsindelingen. Passend bij de school, gemaakt vanuit de expertise van de leerkrachten, rekening houdend met de situatie en met als doel: onderwijs geven.
Want over een ding zijn we het allemaal wel eens; het basisonderwijs is te waardevol om nog langer digitaal, op afstand of vanuit huis aan te bieden.
José de Jong